Grasduinen met Vlinderke

Kennismaken

Vlinderke…die Nick name gebruik ik sinds ik een e-mailadres heb. We spreken dan over de jaren ’90, maar in feite is de naam al veel langer bij me. Ik was al geobsedeerd door vlinders toen ik nog maar vier jaar was en mijn dagen doorbracht op de bewaarschool. Terwijl de non haar best deed om mij bezig te houden in de poppenhoek of met het uitprikken van ansichtkaarten, dwaalde mijn blik steevast naar buiten. Want daar, fel afgetekend tegen de stralend blauwe lucht, fladderden vlinders. De prachtige kleuren van de Atalanta of het teer doorschijnende geel van de Citroenvlinder betoverden mij. Ik was ontroostbaar als de hemel grauw en grijs was en de vlinders het lieten afweten. Dan voelde ik me leeg en eindeloos verloren. Een en ander veranderde niet toen ik naar de lagere school ging en een andere non mij probeerde bij te brengen waar de afsluitdijk ligt of hoeveel deciliter er in een liter past. Behalve het leren lezen en schrijven interesseerde mij geen enkel vak.
Als meisje van vijftien jaar nam ik een vakantiebaantje aan in een dierentuin in mijn toenmalige woonplaats en daar overkwam mij zoiets moois dat ik er nu, meer dan vijftig jaar later, nog met heimwee op terugkijk! Hij stond op het witte bruggetje bij de Flamingovijver, kaarsrecht, alsof de hele wereld van hem was. De zon toverde een gouden gloed in zijn zwarte haren en schoot vonken in zijn diepbruine ogen die doorspekt waren met gouden vlekjes. De wind hield voor een ogenblik haar adem in, de vogels hielden op met zingen. Drie prachtige weken lang legde hij de wereld aan mijn voeten, drie weken die ik de rest van mijn leven niet meer vergeet.
“Vlinder,” zei hij. “Ik denk dat ik je Vlinderke noem…”
mijn wereld sloeg in duizend stukken uiteen toen mijn moeder mij de omgang met deze jongen verbood: hij was niet blank, niet katholiek en hij had geen respectabele baan! Uit wanhoop en verdriet stortte ik mij in de armen van de eerste de beste man die aardig tegen me deed. In de eenendertig bittere jaren die daarop volgden, werd ik geslagen en vernederd, keer op keer in een hoek getrapt als oud vuil. Vlinderke verbrandde haar vleugels en het kostte haar  al die jaren om voor zichzelf te kiezen en te trachten een nieuw leven op te bouwen. Ik kreeg een baan in een tehuis voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen, schreef een aantal boeken en honderden kortverhalen en kwam uiteindelijk terecht als vrijwilligster op het Inloopschip. Pas daar leerde ik wat het betekent om erbij te horen, om geliefd te zijn en gewaardeerd te worden! Toen ik ernstig ziek werd en mijn werkzaamheden moest opgeven, beschadigde ik mijn vleugels opnieuw. De laatste anderhalf jaar lag ik vrijwel aaneengesloten in het ziekenhuis, waarvan tien maanden in het Radboud in Nijmegen. Ik lijd aan darmfalen en ondanks alle methodes en middelen die er werden ingezet, is het niet gelukt om hier verandering in de brengen. De rest van mijn leven zal ik kunstmatig worden gevoed: ik zal nooit meer zelfstandig kunnen eten en heb daarnaast permanent een maaghevel: daarmee kan ik met een spuit de maagsappen optrekken, zodat ik niet misselijk word. Het was een moeilijke periode, maar ik heb mezelf weer bij elkaar geraapt en ik ben vastbesloten om er nog iets moois van te maken. In de toekomst neem ik jullie mee op een mooie wandeling door de tijd. We gaan echt grasduinen en ik hoop met heel mijn hart dat jullie dat kunnen waarderen.
Voor nu wens ik jullie veel leesplezier.

Vlinderke (Ingrid)